En zo verdween tenslotte ook de kleermaker uit de straat.

Gesprek met mevrouw Willemse – Saraber , echtgenote  van kleermaker Hans Willemse.

Door Rob Weenink

                                    

Hoewel  mevrouw Willemse al 50 jaar in de Jan van Goyenstraat woont , is ze geen ‘ echte  ‘ Nijmeegse in tegenstelling tot haar man. Ze werd geboren in 1944 in Oldenzaal en na haar  middelbare school, HBS- B, wil ze gaan studeren met als belangrijkste drijfveer een eigen onafhankelijk leven leiden, weg van huis. Omdat voor meisjes theologie studeren in Nijmegen  niet mogelijk is , kiest ze geneeskunde en vertrekt in 1963 naar Nijmegen. Hoewel ze haar kandidaats haalt is het haar duidelijk dat geneeskunde niets voor haar is. Ze staat voor de moeilijke beslissing te stoppen wetend dat dat voor haar vader een grote teleurstelling wordt. Als ze haar besluit meedeelt, wil haar vader dat ze weer thuis komt wonen maar ze wil haar eigen leven niet opgeven en vraagt bij Sociale Zaken als overbrugging een uitkering aan, 66 gulden in de week. Ze solliciteert vervolgens op een baan in de Doldershof in Druten en kan tijdens haar werk een opleiding tot eeg-laborante volgen in het Radboud ziekenhuis .

Als 8-jarige wordt ze zich al bewust van standsverschillen ,“ Standsverschillen maken het geloof kapot “ .  Haar vader , die lesgaf aan het Twents Carmellyceum, zette zich in voor de emancipatie van de katholieken maar zij zoekt naar andere vormen van christen-zijn.  Rond 1966 hoort ze in de Molenstraatkerk Pater Leppich preken. Leppich stond bekend om zijn volks- en straatpreken in tal van steden. Vanwege zijn bijtende sociale kritiek werd zijn bijnaam ‘ machinegeweer van God .‘ Pater Leppich was medeoprichter van telefonische counseling en riep begin jaren zestig de internationale ‘ Actie 365 ‘ in het leven, een missionaire en sociaal toegewijde oecumenische lekenbeweging .

“ Via Actie 365 leerde ik mijn man kennen. Na die preek gaf ik me met veel anderen onder wie mijn man die ik toen nog niet kende op voor de eerste bijeenkomst van Actie 365 in de Betouwstraat. Daarbij was Hans nog niet aanwezig. De tweede bijeenkomst vond plaats in de Pater Brugmanstraat 45 bij een student die woonde op de kamer waar eerder Godfried Bomans huisde en daar ontmoette ik Hans voor het eerst . Ik vond het interessant dat die man kleermaker was.  Mijn hospita had geen telefoon maar bij Hans thuis wel vanwege de kleermakerij , zodoende kwam hij bij mij voor afspraken van Actie 365. Mijn hospita werkte vroeger bij modezaak Haspels in de Bisschop Hamerstraat en tantes van Hans hadden daar  ook gewerkt en daarom mocht ik ‘ herenbezoek ‘ontvangen, nogal uitzonderlijk want meestal was dat in die tijd een probleem. Tot mijn huwelijk in1969 woonde ik bij haar op kamers in de Van Peltlaan.

Mijn man is in 1935 geboren in Nijmegen, zijn vader was kleermaker ; vader en moeder waren allebei Nijmeegs. Moeder was een ‘ Berenbroek ‘. Opa Berenbroek woonde met zijn gezin in de Roukensstraat, hij was een bekend behanger en stoffeerder. Drie zonen hadden al voor de oorlog een aannemersbedrijf , de werkplaats lag bij het kerkhof op de Daalseweg ter hoogte van de Daalsedwarsweg. Opa Willemse werkte bij de paraplufabriek Dieckman en later in de stad bij de zeepfabriek Dobbelmann, deze zat vroeger in de benedenstad. Oma Willemse kwam van een boerderij uit Driel. “

Naar de Jan van Goyenstraat

In 1969 trouwen ze om een woonvergunning te krijgen zodat ze het pand Jan van Goyenstraat 37 dat ze zouden kopen, ook kunnen gaan bewonen. Haar vader is met dat trouwen niet zo blij  : “ Mijn dochter heeft gestudeerd  waarom gaat ze dan trouwen met een kleermaker ? “ Ze wonen beneden en het atelier is boven. Nummer 35 is verhuurd aan een oudere weduwe die er een klein ateliertje had waar ze interlock ondergoed maakte . Haar woning tevens bedrijfje in de stad was in de oorlog gebombardeerd en ze kreeg via de gemeente en de Kamer van Koophandel voorrang bij toewijzing van een woning. Er lag dus een bedrijfsvergunning op nr. 35.  Mensen met een bedrijf die in de stad weggebombardeerd waren , kregen na de oorlog voorrang bij herhuisvesting. Zo kwam ook het bedrijf van kinderwagenfabrikant Nieuwkamp in de Jan van Goyenstraat terecht. Overigens werd  de Jan van Goyenstraat in de oorlog zwaar getroffen. In 1949 werden de door granaten getroffen of door de Duitsers in brand gestoken panden 23/25, 27, 39 en 35/37 herbouwd. Later zijn de blokken 31/33 en 39/41 er tussen geplaatst.

In juli 1971 was ze in verwachting van haar eerste kind en omdat er 50 jaar geleden geen kinderopvang bestond , zei ze haar baan op de Doldershof op en ging definitief op het atelier van haar man werken. Dat vergde een flinke investering in tijd en moeite: ze haalde haar middenstandsdiploma, volgde via schriftelijk onderwijs de Detex opleiding . Daarbij ging het met name om het herkennen van stoffen, hoe stoffen te verven en op welke manier stoffen worden geweven. De hele opleiding vond ze buitengewoon interessant . Haar aandeel in de kleermakerij bestond behalve uit het maken van dameskleding en veranderwerk aan rokken en japonnen uit het voeren van de administratie. Het boeiendst vond ze om ‘moeilijke gevallen ‘ met haar man te bespreken. Omdat ze goed in wiskunde was en hij goed in de praktische vaardigheid werkte die samenwerking prima.

De kleermakerij loopt uitstekend.  Eind 1973 verhuist de weduwe naar een verpleeghuis en het benedenhuis komt begin januari 1974 vrij. Dan verhuizen mevrouw Willemse en haar man het atelier naar dat benedenhuis nr. 35 en blijven op 37 wonen. Omdat de gemeente de straat liever als uitsluitend woonbestemming ziet, dreigt de bedrijfsvergunning te worden ingetrokken totdat de rechter beslist dat de vergunning bij het pand hoort . In die jaren breekt de ‘oliecrisis ‘uit en met twee opgroeiende kinderen wordt het financieel spannend.

De andere ondernemers

De contacten met de overige ondernemers in de straat zijn goed. Die ondernemers zijn in 1969 al aardig oud. Aanwezig zijn nog slagerij Derkse, de vivo van Sliepenbeek, tot 1978 de groentezaak van Hollemans later kapperszaak Jacinthe, Van Hulst de herenkapper, bakker Cloosterman en Nieuwkamp , eerst nog kinderwagens en later smederij en stalen meubels. Op nummer 25 woonde Bartels die loodgieter was en zijn werkplaats en opslagruimte had op nr. 11, naast de latere kapsalon Jacinthe. Daarna vestigde zich daar een stukadoorsbedrijf.  Boodschappen deden de bewoners zoveel mogelijk in de eigen wijk.

Ria Arts van kapsalon Jacinthe en kapper Van Hulst spraken met elkaar af dat zij alleen dames en hij alleen heren als  klant nam .  Destijds bracht Roding die een broodbakkerij had in de Josef Israelstraat brood rond maar toen hij daarmee stopte, werd de bezorging overgenomen door Sliepenbeek.  Sliepenbeek was echt een ontmoetingsplaats, hij kende iedereen in de buurt ; als er een brief verkeerd bezorgd was, bracht je die naar zijn winkel en Sliepenbeek zorgde ervoor dat de brief bij de juiste persoon terecht kwam.

Helaas verdwenen tussen 1970 en 1990  geleidelijk aan al die middenstanders . Daar waren verschillende oorzaken voor:  ze hadden geen opvolger ( Cloosterman en Van Hulst ), de komst van AH en het beleid van de gemeente die van de straat een woonwijk wilde maken . Persoonlijke drama ’s zoals de zelfdoding van groenteboer Beckers en de narigheid met twee kinderen van loodgieter Bartels die tijdens een wintersportvakantie verongelukten, maakten veel indruk op de bewoners van de Jan van Goyenstraat.

Bestaansonzekerheid

Rond 1983 breekt er een moeilijke tijd aan , meneer Willemse krijgt flinke concurrentie van Vietnamese bedrijfjes ( vaak bootvluchtelingen ) die door subsidies veel goedkoper kunnen werken en kwalitatief mindere maar goedkopere stoffen gebruiken. Er ontstaat een scheve verhouding tussen de bestaande kleermakers en deze Vietnamese ondernemers. Diverse kleermakers kunnen het niet meer bolwerken.

Een andere factor die het hun moeilijk maakt , is dat de grote modewinkels hun opdrachten uitbesteden aan zwartwerkende naaisters. Wat steekt is dat die bedrijven voor spoedklussen wel bij meneer Willemse aankloppen. Als er een belastinginspecteur bij hun thuis komt en zich verbaast over de teruggelopen inkomsten, legt mevrouw Willemse hem de oorzaak daarvan uit . De betreffende bedrijven worden gecontroleerd en krijgen forse boetes .

Vooral doordat meneer Willemse  een onverwachte erfenis krijgt van een tante maar ook door opdrachten van oudere particulieren voor maatwerk zijn ze in staat deze slechte periode te overbruggen.

Op 1 januari 2015 is het kleermakersatelier officieel opgeheven met name vanwege de ziekte van haar man.

Veranderingen

Langzamerhand verandert de straat van karakter, alleen de kapperszaak van Jacinthe bestaat nog. Het Canisius dat o.a.  met allerlei sportactiviteiten zorgde voor vertier werd gedeeltelijk gesloopt en de sportterreinen veranderden in straten en huizen. Veel mensen betreurden met name de sloop van de kapel . “ Maar, “ zegt mevrouw Willemse,  “ ik had er geen moeite mee want die kapel van de Jezuïeten was voor mij een teken van hun houding: gericht op de elite, discrimineren van de armen en het buitensluiten van vrouwen  .”

Onder- en bovenhuizen worden omgebouwd en gesplitst in wooneenheden met als gevolg dat er veel studenten in de straat komen wonen en gezinnen verdwijnen. Ook wordt er veel verhuisd omdat de appartementen te klein zijn om met een gezin in  te wonen. Door de vlottende bewoners is er weinig samenhang meer in de straat en minder onderling vertrouwen : “ Zet je fiets altijd op slot. “

Mevrouw Willemse woont nog altijd met veel plezier in de straat ondanks de vele veranderingen die ze heeft meegemaakt.

 

Terug naar Stemmen uit de Wijk.