Opgedragen aan Gerard de Laak die op 8 november 2021 is overleden
Maar ach, die stilstand heeft niet voorkomen dat ook kruidenier Venzelaar op nummer 20 zijn zaak heeft moeten sluiten, de laatste der middenstandsmohikanen in de Van Rosendaelstraat. Dat roept de vraag op sinds wanneer bij Venzelaar de tijd stilstond en wanneer zijn winkel werd gebouwd maar voor ik die vragen beantwoord, ga ik eerst terug naar Van Rosendaels vastgoedaktiviteit en het ontstaan van de straat.
In 1882 had Van Rosendael op veilingen alle bouwterreinen verworven grenzend aan zijn strook grond die een ‘ gemeene ’ weg moest worden. Het wordt dan tijd voor hem om te gaan incasseren door deze percelen te verkopen aan wie er maar op wil bouwen. Van 1890 t./m. 1902 bouwden diverse aannemers en particulieren, onder wie Van Rosendael zelf en zijn dochter Anna, 35 panden ( map bouwvergunningen RAN ) in de ‘ zoogenaamde Van Rosendaelstraat.‘
Het merendeel van de panden bestond uit woningen met een beneden- en bovenwoning maar er werden ook een aantal bedrijfspanden met bovenwoning gebouwd , de basis voor de latere bedrijven en winkels. In 1890 bouwde Suermondt een koetshuis met stalling, Buskens zette in 1893 een woning met werkplaats en kantoor neer. Arntz liet een pakhuis met woning verrijzen in 1895. In 1896 gingen Van Zandvoort , een werkplaats, en Arntz, een pakhuis, aan de slag. De eerste winkel werd in 1897 gebouwd door Thijssen en Peters aan de ten Hoetstraat en de zogenaamde Van Rosendaelstraat en J. in den Bosch kreeg op 09-12-1897 een bouwvergunning voor een slagerij en vleesrokerij op de hoek ten Hoetstraat –Van Rosendaelstraat dus tegenover de winkel van Thijssen en Peters.
Verrassend voor mij was de ontdekking dat Van Rosendael bij de verkoop van bouwterreinen aan Arntz ( 1894 ), Arntz en Buskens ( 1895) en Thijssen ( 1895 ) de voorwaarde stelde dat in de te stichten gebouwen geen smederij of kruidenier mocht worden gevestigd. Wat later, bij de verkoop van een perceel aan Arntz ( 1896), kwam daar nog een verbod op een bakkerij bij.
Kempes ( 1896 ) en Teunissen ( 1897) dienden zich te houden aan de bepaling dat er in de door hun te bouwen panden geen kruidenier of bakkerij gevestigd mocht worden.
Van Rosendael moet dus afspraken gemaakt hebben met Egbers, smid en wagenmaker, die in 1894 een pand kocht, met Verhoeven die in 1901 zijn bakkerij opende op de hoek met de Jan van Goyenstraat en met Thijssen en Peters die kennelijk in hun te bouwen winkel een kruidenierszaak wilden hebben.
Mooi, je bezit de zoogenaamde Van Rosendaelsstraat en dan ………?
Rond 1896 is de straat bijna volgebouwd en was Van Rosendael de trotse bezitter van een straat voorzien van beerputten maar zonder verharding van het wegdek. Daar zit-ie dan mooi mee, dat gaat een kostenpost worden. Voor de bewoners leidt die toestand tot onaangename omstandigheden als stof, stank en modder wat bijv. blijkt uit het verslag van een huisuitzetting in de Van Rosendaelstraat in De Telegraaf van 18-04-1896. Het stukje heet ‘ Eene Nijmeegsche straat. ‘ “ Toen de inboedel op straat werd gezet werd daartegen protest aangeteekend door een heer, die de meubelen niet op zijn bezitting duldde. “ De schrijver eindigt zijn stukje met “…….. dat er weinig publiek was opgekomen om het standje te zien. Toch niet omdat het daags te voren geregend had en de straat dus veel van een modderpoel had ? Die straat ligt aan den Berg-en-Dalschen weg en heet Van Rosendaelstraat. “
Op dit stukje amusement volgt op 21-04-1896 , weer in De Telegraaf, een venijnig ingezonden stuk van iemand die waarschijnlijk verbonden is aan het Nijmeegse stadsbestuur. Hij constateert dat de lezers van het stukje van 18-04 op een dwaalspoor worden geleid wat betreft de aanleg van straten in het zich uitbreidend Nijmegen. Het zou lijken dat dit in Nijmegen “ een toestand van de grootste wanorde en willekeur zou zijn “, maar niets is minder waar. Dan vervolgt hij:
Juist, laat dat maar eens gezegd zijn vooral tegen iemand die voor eigen gewin zomaar een straat aanlegt.
Zo’n reactie maakt duidelijk dat Van Rosendael niet bij iedereen mocht rekenen op een goedgunstige benadering. De sneer aan het eind van het artikel doet een controverse over het onderhoud van de straat vermoeden tussen het stadsbestuur, de bewoners en Van Rosendael. Dat vermoeden zie ik bevestigd in een verslag van de gemeenteraadsvergadering van 25 juni ( PGNC 26-06-1898 pag. 1 ) Aan de orde is een adres van de bewoners van de zoogenaamde Van Rosendaelstraat waarbij deze de gemeente verzoeken “ voortaan de straat te doen reinigen en te verharden en daar de noodige verlichting te doen aanbrengen.” Daar moeten B en W niets van hebben: “De straat is slechts een stuk grond toebehoorend aan een bijzonder persoon die zijn eigendom niet door eene bepaalde wijze van bebouwing tot openbare straat kan maken.” B en W stellen voor de adressanten te berichten “dat het onderhoud en de verlichting van de door hen Van Rosendaelstraat genoemde strook gronds niet tot de taak van de gemeente behoort. “
Raadslid De Koning is het daarmee eens maar merkt op “…. dat de zeer gebrekkige toestand, in deze buurt geschapen, hem ook uit een hygiënisch oogpunt zeer ongewenscht voorkomt en hij zou daarom willen dat er een middel te vinden was om, zoals dat ook elders geschiedt, en voornamelijk met krachtige steun van de eigenaars van dien weg , aan dien ongewenschten toestand een einde te maken. “ Het blijkt dat Van Rosendael nooit een behoorlijk aanbod daarvoor aan de gemeenteraad heeft gedaan en ook geen verzoek heeft gericht tot overname van de weg.
Liever kwijt dan rijk
Van Rosendael wil echter wel van de weg af zoals blijkt uit het verslag van de raadsvergadering van 31-03-1900 in De Gelderlander van 03-04-1900 . In die vergadering stellen B en W voor Van Rosendaels aanbod om de weg door de gemeente te laten overnemen af te wijzen op grond van twee argumenten: de trottoirs zijn niet van Van Rosendael dus kan hij niet spreken voor de eigenaars ervan en ten tweede: er bevinden zich twee beerputten in de straat die niet opgeruimd worden.De discussie in de raad laat zien dat de overname van de straat deel uitmaakt van een algemener probleem. Kennelijk zijn er in de eerste periode van de uitleg nogal wat straten door particulieren aangelegd, “speculanten” noemt Graadt van Roggen ze. Hij meent dat het niet zo kan zijn dat bij moeilijkheden B en W die maar moeten oplossen,”… laat de speculanten dat maar zelf doen, ze hebben er genoeg aan verdiend. “
De gemeente stond destijds voor de beslissing welke straten over te nemen en onder welke voorwaarden. Andere raadsleden menen dat het ook in het belang van de gemeente en in het belang van de algemene gezondheid is om straten over te nemen en deze te voorzien van verlichting en te plaveien om zo een einde te maken aan onhygiënische toestanden. Zo wijst de heer Van Nispen op de straten aan de Graafse weg.
De discussie draait vervolgens om de breedte van de weg. Volgens de Politieverordening moet een straat tenminste 10 meter breed zijn maar tot dusver gold bij overnames de voorwaarde dat een straat 12 meter breed moest zijn. Het punt is dat de Van Rosendaelstraat 10 meter breed is. Raadslid Banning stelt dat uit oogpunt van de gezondheidsleer men best 10 meter kan dulden en dat de gemeente zoveel mogelijk straten in handen moet krijgen. Maar:
De raad stemt voor het besluit het aanbod van Van Rosendael af te wijzen
Herkansing
Van Rosendael heeft na deze afwijzing ongetwijfeld contact opgenomen met alle andere eigenaars van de trottoirs onder wie bijv. meestersmid Egbers, metselaar Arntz, slager Van Velp, bakker Verhoeven en winkelier Tonen met als resultaat dat B en W op 20-10-1900 voorstellen de “zoogenaamde Van- Rosendaelstraat kosteloos in eigendom over te nemen benevens tot die straat behoorende deelen van perceelen …….. “ Daarbij golden de volgende bepalingen: ten eerste het recht van het behouden van vossegaten ( gemetselde put in de trottoirs afgedekt door ijzeren tralies waarin een kelderraam zit) , ten tweede dat de gemeente na de dood van Van Rosendael en zijn vrouw het recht heeft de beer- en overloopputten weg te ruimen en ten derde dat de straat na overname voor tenminste 25 jaar de naam krijgt: Van-Rosendaelstraat. ( De Gelderlander van 23-10-1900 )
B en W maken werk van de straat: op 8 april 1902 wordt op het gemeentehuis het met grind verharden van de Van Rosendaelstraat aanbesteed.
De ontwikkeling van de middenstand
Wat betreft de nummering in de Van Rosendaelstraat en de huidige Hugo de Grootstraat: Bij de wijziging van de naam Van Rosendaelstraat (raadsbesluit d.d. 31 augustus 1955) in Hugo de Grootstraat zijn de even en oneven huisnummers in de Hugo de Grootstraat aangepast:
Van Rosendaelstraat 2 t/ m 68 : Hugo de Grootstraat 4 t/m 68
Van Rosendaelstraat 1 t/m 27. 27a, 29, 29a: Hugo de Grootstraat 1 t/m 33
Van Rosendaelstraat 31 t/m 53 : verwoest in september 1944
De even nummers
De nummers 2 t/m 28
Nu wordt het toch zo langzamerhand tijd de straat in te lopen om te kijken of het winkel- of bedrijfsverleden nog zichtbaar is en wat dat verleden inhoudt. Tegenwoordig is er geen nummer 2 meer in de Hugo de Grootstraat maar voor 1931 bestond er wel een Van Rosendaelstraat 2. Behalve de vermelding in het adresboek van 1902 dat op nr. 2 Eeuwis, een kleermaker, woonde, vond ik Van Rosendaelstraat nr. 2 alleen nog terug in de PGNC uit 1925. Op 20-02 wordt mej. P.A.J. Majoor geb. Boxtel veroordeeld tot een geldboete van 50 gulden subsidiair 25 dagen hechtenis wegen het verkopen van melk van ondeugdelijke samenstelling wegens toevoeging van water. Of kleermaker Eeuwis en mejuffrouw Majoor op nr. 2 een nering dreven, is niet duidelijk.
De eerste herinnering aan een winkel vinden we op nummer 4. In 1931 werden de nummers 2-4 verbouwd tot winkel, daardoor verdween huisnummer 2. Volgens het adresboek 1940 woonde schoenmaker J. Peters op nr.4. Of hij daar ook een winkel had, weet ik niet. Op 22-01-1955 pag. 12 staat in De Gelderlander de uitslag van de Kerstprijsvraag 1954. Arts Behangerij Van Rosendaelstraat 4 heeft ook een prijs beschikbaar gesteld namelijk het behangen van 1 kamer ( 14 rol ) . Wilma Jansen-Hooghof vertelt daarover: “Op nr.4 woonde inderdaad de Fam.Arts, maar wat daar in dat winkelpandje huisvestte, was altijd een vraagteken. Hoewel ik zelfs bevriend was met een van de gezinsleden, kwamen we er nooit binnen. De zus van mijn vriendin was zeer bevriend met autohandelaar Harry Vloet die voor haar een kapsalon kocht in de Mr.Franckenstraat.” Die salon was dus voor Ria Arts (1). Ik heb niet kunnen vinden of er na Arts andere ondernemers gebruik hebben gemaakt van de winkel.
De gevel van nummer 10 geeft ook blijk van een vroegere winkelstatus maar wie daar na 1920 een onderkomen in vonden, blijft mistig.
Nummer 10 2021
Op 20-02-1919 staat in De Gelderlander een bekendmaking over uitsluiting distributie-artikelen. J. van Velp, Van Rosendaelstraat 68, wordt voor vier weken uitgesloten van het ontvangen van regeringsartikelen. Tijdens die uitsluiting kunnen de artikelen door de klanten worden gekocht bij E. van Scheltinga, v/h Welling , Van Rosendaelstraat 10. Terug in de tijd zoekend vind ik A. Welling op 29-10-1899 in De Gelderlander op pag. 6 . Een gepijnigd mens kan bij hem terecht voor hoofd eau –de-cologne:
Hoewel er geen huisnummer staat, moet dit Welling op nummer 10 zijn; ook blijkt dat op 09-03-1907 bij hem Day & Martin’s meubelpolitoer verkrijgbaar is. Welling zal later verhuizen naar nr.20
Wie we rond 1916 ook op dit adres vinden, is de Rijtuig – en Wagenmaker A. Knuist. In 1919 heeft hij zijn wagenmakerij tijdelijk verhuisd van de Ziekerstraat naar de Van Rosendaelstraat en biedt zijn benedenhuis ter ruil aan voor een werkplaats. In 1947 wordt de oorlogsschade aan de nummers 10-16 hersteld en komen er twee bedrijfsruimten in.
Een paar stappen verder en we staan voor nummer 16. Ook hier weer een afwijkende voordeur die toegang geeft tot het verleden in dit geval 1925. Chr. Van Raaij, kleermaker, had in die tijd hier zijn werkplaats. Hij begon overigens in augustus 1899 op nummer 48, verhuisde in december 1899 naar nr. 50 en later dus naar dit adres. Van Raaij adverteerde regelmatig, waarbij hij het korte verhaal niet schuwde:
Hoe lang Van Raaij daar zijn beroep heeft uitgeoefend weet ik niet, wel dat 30 jaar later de Gloeilampenfabriek Holland er een kantoor had en op 25-04-1955 in De Gelderlander een oproep plaatste voor jongens en meisjes tussen de 14 en 16 jaar. In Het Nieuwsblad van het Noorden van 08-09-1956 blijkt het bedrijf te zijn verhuisd naar Bronsgeeststraat 9 ook in Nijmegen. Volgens een verslag in de Limburger Koerier werd de fabriek in 1916 opgericht . E.H. Begeman , industrieel, stelt daarin vast dat: “ …..blijft het Nederlandsche volk gedurende deze crisis gezond en krachtig dan zal een ongekende welvaart ons vaderland binnenstromen. “ Ten bewijze daarvan voert Begeman een reeks nieuwe fabrieken op waaronder de Gloeilampenfabriek Holland. Hoe het met het bedrijf in Nijmegen is afgelopen, heb ik niet uitgezocht.
Dan maar verder met de wandeling, nummer 20 laat niets te raden over wat betreft zijn geschiedenis: dit was een winkel. In 1912 kreeg Anna van Rosendael vergunning om de voorgevel van nummer 20 te veranderen in een winkelpui. Nummer 20 werd in 1895 gebouwd door mej. Thijssen en maakte deel uit van een blok van 2 beneden-en bovenwoningen.
In welk jaar Anna de winkel is gaan verhuren en aan wie blijft ongewis, vermoedelijk was dat aan A. J. L. Welling van nummer 10 maar een vermelding op nr. 20 vond ik pas op 31-12-1918 in De Gelderlander. A. Welling in Kruideniers – en Grutterswaren “ wenscht Vrienden en Begunstigers een Zalig Nieuwjaar.” Vermoedelijk heeft Welling zijn winkel overgedaan aan E. van Scheltinga want op 25-02-1919 komt diens naam voor in de lijst van winkeliers waar op vertoon van bon 15 uit het vleesboekje de klant m.i.v. de 26ste 2 ons Amerikaans spek kan kopen tegen 20 cent per ons. Op 10-07-1931 staat zijn laatste advertentie op dit adres want op 25-09-1931 is hij verhuisd naar de Van ’t Santstraat 56. De winkel blijft niet lang leeg: wie op 05-13-1931 in De Gelderlander de rubriek Gevestigd las, zag dat in de Van Rosendaelstraat op nummer 20 R. Venzelaar , boterbezorger, en vrouw waren komen wonen.
De Gelderlander besteedde in de rubriek Mensen van Nijmegen aandacht aan de sluiting van de winkel: “ In 1931 kon Venzelaar de winkel huren voor 22 gulden per maand. Van Venzelaar en zijn vrouw hebben 38 jaar hun winkel open gehouden en in al die jaren is er nooit iets veranderd aan het interieur. Een ouderwetse winkel was het met open bakken voor bijv. bloem, erwten, suiker en vierkante blikken met koekjes en een opschrijfboekje waarin de boodschappen van de klanten werden genoteerd en die ze eens in de week konden betalen. Als een klant een keer door omstandigheden niet meteen kon betalen dan bleef het bedrag wel een tijdje staan en mocht de betrokkene op krediet kopen.
De eerste jaren was het sappelen en omdat de woonwijk niet genoeg klanten opleverde, ging hij op de fiets met een mand voorop de Betuwe in. Ook toen de winkel goed liep, bleef hij bezorgen maar dan met de auto met name in Brakkestein en Hatert.
Op 1 april 1969 gaat de winkel dicht. De Venzelaars sluiten de winkel niet alleen bij gebrek aan een opvolger, hun zoon kiest liever voor een baan in het onderwijs, maar ook omdat de klantenkring steeds kleiner wordt.
Op de vraag of ze wel eens in een supermarkt is geweest, antwoordde mevr. Venzelaar: “Ja wel eens, toen ik er was zei iemand van het personeel dat ik wel met een mandje moest lopen, ik denk er niet aan zei ik. “
Zoon Herman, de beoogde opvolger die leraar werd, vertelt in mijn interview met hem over de straat en de winkel in oorlogstijd: “ We woonden achter de winkel en het magazijn. De ruimte om in te wonen was zeer krap bemeten. Mijn moeder stond in de winkel en mijn vader bracht de bestelde boodschappen rond. Als 12-jarige hielp ik ook mee in de winkel. De Van Rosendaelstraat was destijds een volkswijk met veel armoede, veel kinderen en kleine huizen, voor sommige klanten was het opschrijfboekje een uitkomst. Mijn vader begreep al snel dat dat hij zich moest aansluiten bij het Nijmeegsch Kruideniersgilde ‘Onze kracht’ zodat hij kon profiteren van gezamenlijke inkoop en acties. Wat later werd dat de KAVO ( ‘ Koopt Allen Van Ons ‘ ). In de jaren 50 werd hij lid van de Sperwer ( ‘ De Sperwer spiedt naar wat uw voordeel biedt ‘ )Eenmaal per jaar was er een uitstapje voor de aangesloten winkeliers
De contacten met andere middenstanders waren goed, ze waren elkaars klanten onder wie meester-schoenmaker Van den Berg op nr. 64 en A.J. Heshusius, brandstoffenhandel op nr. 9. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verborg Heshusius daar zijn vrachtauto onder een berg kolen. Met kruidenier Van Velp werkte mijn vader samen en ze gingen vriendschappelijk met elkaar om. Die samenwerking en vriendschap eindigden toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Van Velp was een luxere winkel, je kon er bijv. geen boodschappen laten opschrijven.
Kapper Van Doorn was bekend om de manier waarop hij zijn cilinderkachel stookte. Hij placht daar een boomstam in te duwen en legde dan het andere eind op een stoel. Echt bevriend was mijn vader met Gerard de Laak die een melkhandel op de Berg en Dalseweg had.
Tijdens de oorlogshandelingen in 1944 evacueerden we eerst naar de Groesbeeksedwarsweg en later naar de Kerkstraat in Hees. Mijn vader ging elke dag naar de winkel en had daar tegen granaatinslagen een borstwering van zakken suiker, zakken zout en blikken gebouwd. De winkel bleef gelukkig gespaard, wel werden de huizen naast ons verwoest. Na herstel zat daar enkele jaren een bedrijf in dat zich bezig hield met het overhevelen van chloor namelijk van vaten in flessen. Die bezigheid veroorzaakte een intense stank.
Hoewel mijn schoolgebouw in de Muchterstraat stond, werd er door de oorlogsomstandigheden soms les gegeven in een kerk dan weer in een café. In 1944 ging ik weer naar school in de Muchterstraat, de school begon ‘s middags om 13.30. Op 22 februari ging om 12.14 het luchtalarm maar om 13. 16 werd het sein ‘veilig ‘ gegeven en ik wilde naar school maar mijn moeder verbood dat, ze vertrouwde het niet en om 13.28 brak het bombardement op Nijmegen los.
Angstige momenten beleefden we toen mijn vader tijdens de bevrijdingsdagen eens met de fiets naar Arnhem ging naar een zieke tante. Op de terugweg verzeilde hij in gevechtshandelingen en moest regelmatig in sloten schuilen samen met Duitse dan weer met geallieerde soldaten. Moederziel alleen fietste hij over de brug terug naar de winkel waarin ik en mijn moeder tussen allerlei spullen probeerden te schuilen. Mijn moeders zussen woonden in de Betuwe en bij hun ging ze met mij, 6 jaar oud, regelmatig melk halen. Op de brug controleerden de Duitsers. Ik werd uitgerust met een lap om mijn nek waaraan 2 zakken waren genaaid, daar gingen de flessen melk in. Denk erom, zei mijn moeder, als ik word aangehouden, fiets jij door.
Ook de nummers 26, 26a , 28 verraden hun afkomst niet. 26, 26a en 28 vormen één blok, dat blijkt uit het veilingbericht op 05-07-1941 in de PGNC. Notaris Hekking zet het winkelhuis met bovenwoning, pakhuis waarin paardenstalling met 2 zolders in op 5950 gulden. In 1967 werden wat verbeteringen aangebracht maar de winkel en de werkplaats werden gehandhaafd.
Digitaal bouwarchief 09-10-1967
Omdat in de PGNC van 23-11-1901 een coupé te koop wordt aangeboden “te bevragen en te zien bij den koetsier “ vermoed ik dat in die paardenstalling al bij de bouw is voorzien.
Vanaf 1910 zien we een reeks van ondernemers: Eerst rond 1910 P.J. van Grinsven, handel in aardappelen, Van Grinsven is echter in 1899 begonnen op nummer 46 tot ongeveer1908. De zaak werd kennelijk overgenomen door J.P. van den Heuvel, Handel in groenten en fruit (1916-1925 ?) maar Van den Heuvel vermeldt ook vaak 26a als nummer. Tegelijkertijd rond 1922 adverteert ook firma A.W. Hendriks & Zn, brandstoffenhandel , als nummer 26; er zaten in die tijd dus twee ondernemingen op 26/26a. Misschien is dat ook het geval als de firma Hollemans – Krommenhoek zich vestigt die later verhuist naar de Jan van Goyenstraat.
Op 30-12-1933 immers blijkt ook A.J. Heshusius, kolenhandel, zowel op nummer 19 als op nummer 26 te zijn gevestigd. In 1937 wordt nummer 28 te huur aangeboden “ waarin vele jaren goed rendeerende zaak in groenten enz. “ Volgens Gerard de Laak dreef in de jaren 50 P.M. Faazen daar een melkhandel en woonde hij op 28.
De nummers 30 t/m 52
Een paar stappen verder staan we voor mijn favoriete gevel: nummer 30 gebouwd door timmerman –aannemer J. Arntz in 1894. Helaas wordt Arntz op 16-06-1905 failliet verklaard misschien wel veroorzaakt door de leningen die hij afsloot om bouwgrond te kopen. Zijn woning, de nummers 30/32, wordt door notaris Klaassen geveild op 11 en 25 oktober 1905. Het huis is “…….ingericht tot Timmermanswerkplaats met twee Bovenhuizen waarvan eene is bewoond door den failliet J. Arntz ……..”
De koper laat het benedenhuis samen met 32 verbouwen tot een stal met remise. 8 april 1927 is het pand in bezit van H.B. Wouters die koetsjeshuis en paardenstal heeft veranderd in een werkplaats, Wouters heeft een schildersbedrijf
Tot 1937 kon ik advertenties vinden van schildersbedrijf Wouters maar pas in 1966 vind ik schildersbedrijf Kuijpers met als laatste melding 1971.
In bijna alle huisnummers tot de hoek Jan van Goyenstraat hebben ooit kleine ondernemers gezeten maar dat is nu aan het uiterlijk van de woningen niet meer te zien.
In nummer 32 zat rond 1908 H.C. Willems, mr. Schoenmaker, die evenwel in 1920 laat weten dat hij zijn zaak verplaatst naar nummer 48. Daar bleef hij tot 1936, in dat jaar verhuisde hij naar Maastricht.
In 1923 zit A.W. Hendriks & zonen stucadoors en handel in brandstoffen er die in 1925 failliet ging en rond 1947 E. J. Tielemans, loodgieter.
Verder langs 34 naar 36, in 1927 zit daar W. Teerisk , handel in kolen “… Bij Modern Georganiseerden beleefd aanbevelend. “ Teerisk adverteerde dan ook in Het Volk: dagblad voor de arbeiderspartij. Voor verhuizingen en andere transporten speciaal van en naar Duitschland kon je in 1935 ook terecht op nr. 36
Ook 38 passeren we om halt te houden bij nummer 40. Daar vinden we rond 1900 J.H. Verstegen bij wie er puike Belgische anthraciet kan worden gekocht, ook per wagon. In 1944 zijn daar de gebr. Rokers, stucadoors en witwerken gevestigd. Een huis verder, op 42, konden we in 1931 voor verhuizingen terecht bij A. Schaap die echter op 28-03-1936 is verhuisd naar de Dr. Jan Berendsstraaat 142. Nummer 44 en 46 brachten het niet verder dan woonhuis maar 48 brengt weer leven in de brouwerij. We zagen al dat Van Raaij en Willems daar een tijd hun bedrijf hadden. Als schoenmaker Willems is verhuisd, neemt J. C. de Groot de schoenmakerij over. Hij bleef daar tot 1945. In de PGNC van 18-03-1944 staat de melding:
Maar op 08-01-1945 maakt De Groot bekend dat hij zijn schoenmakerij heropent in de Ruijterstraat 33
En dan, op 52, kom ik in 1946 Proost tegen. Op 23-11-1946 laat hij in De Gelderlander weten: “Met Proost , Santé, is het weer oké. Wij wonen weer permanent en maken u bekend, ons adres is Rosendaelstraat 52. Vanaf 1946 overvoert hij de advertentie-afdelingen van De Gelderlander ( 61 ×) en het Nijmeegsch Nieuwsblad (106 ×). In 1955 is hij naar de Koningstraat in Arnhem vertrokken.
De nummers 54 t/m 68
Ook de benedenhuizen / souterrains van 56 t/m 64 waren kennelijk geschikt om een bedrijf in te vestigen. Al in 1903 houdt UEd. Dw. Dienaresse Ma. J. Kurten zich in het benedenhuis van 56 bezig met Parijzer modelhoeden en tussen 1911 – 1916 heeft stucadoor J.W.Jansen daar zijn bedrijf; hij verhuist eerst rond 1917 naar nr. 64 en daarna in 1923 naar de Jan van Goyenstraat.
58 herbergde in 1915 een Behangerij / stoffeerderij. Verrassing: Proost is vermoedelijk in 1934 hier begonnen tot rond 1942. Op 01-05-1945 staat in het Nijmeegsch Dagblad zijn tijdelijk adres op de ‘ Hatertscheweg ‘ tot hij dus in 1946 weer terug kon.
Op 64 heeft zich in 1909 een concurrente van mevrouw Kurten gevestigd: R. Schneider voor het Garneren van Dames- en Kinderhoeden.
Nummer 68
In 1902 wordt huisnummer 68 gebouwd: een winkelhuis met bovenwoning
De eerste kruidenier die de winkel betrok, was waarschijnlijk H. Leenders; in de PGNC van 01-12-1903 geeft hij blijk van zijn bestaan als hij zijn Handel in Kaas, Visch, Boter, Eieren, Kruidenierswaren beleefd aanbeveelt. Dat beleefd aanbevelen doet hij nog in 1907 en 1908. In 1909 wordt de winkel overgenomen door Van Velp wat blijkt uit een advertentie uit De Gelderlander van 18-05-1934:
Van Velp bezorgde me aardig wat verwarring. Het adresboek van 1908 vermeldt J.A. van Velp, schilder op nummer 68 en het adresboek van 1916 zowel J. A. van Velp als D. van Velp, schilder. Adresboek 1922 lost de verwarring op:
De broers Van Velp blijken H. Majoors Handel in Koloniale Waren, Vleesch en Comestibles in de ten Hoetstraat 93 te hebben overgenomen. J. A van Velp bouwt met een reeks advertenties naamsbekendheid op. Dan, op 08-10-1931, zien we als nieuwe eigenaar Joh.van Velp, zoon van Johannes Adrianus die is verhuisd naar Ruisdaelstraat 35. Ook zoon Van Velp maakt door de jaren heen veel reklame.
Joh. Van Velp neemt op een gegeven moment een voor mij onbegrijpelijke afslag. In Het nationale dagblad: voor het Nederlandsche volk, het blad van de NSB, staat op 06-10-1944 een bekendmaking van het 12½ huwelijksfeest van J.Th. van Velp en J.C. van Velp-Valkenburg. “ Kennissen en vrienden worden persoonlijk uitgenoodigd. “
Zijn keuze pakt dan zo uit:
De oneven nummers
Nummers 1, 3, 5 en 7
Ook de Van Rosendaelstraat ontkwam in de oorlogsjaren niet aan verwoestingen, zo werden in september 1944 de woningen 31 t./m. 53 dusdanig beschadigd dat ze niet meer werden hersteld. De nummering 1 t./m. 27, 27a, 29 en 29a van voor de oorlog komt overeen met de huidige nummering 1 t./m. 33 Hugo de Grootstraat. De woningen 35 en 37 dateren uit 1958.
We starten weer op de hoek met de Berg en Dalseweg en komen langs een blok van twee kleine beneden- en bovenwoningen 1-3-5-7.
Het verbijsterde me dat ook in dit rijtje ooit bedrijfjes zaten, waarschijnlijk in de benedenhuizen. Op 08-11- 1924 vestigde zich in nr. 1 Mej. R. Muis, costumière, die niet alleen mantels vervaardigde maar ook je avondjapon kon moderniseren. In november 1925 blijkt ze te zijn verhuisd naar nr. 5. Ze lijkt ambitieus want in 1926 is ze te vinden in de De Ruyterstraat en in 1928 gaat ze naar de Burghard van der Berghstraat.
Nummer 1 blijft me verbazen, in 1935 zit daar H. Disveld die de klanten kan voorzien van karnemelkschepap uit zuivelfabriek De Duffelt in Leuth. Is dit dezelfde Disveld die op 02-06-1923 in de Stikke Hezelstraat 26 een nieuwe Betuwsche Melkzaak opende ? Wat bracht hem dan in vredesnaam naar dit optrekje ?
Voordat mej. Muis zich op nr. 5 vestigde, zaten er al ondernemers. In 1910 arriveerde N. Pasma, kleermaker, “ Halen, bezorgen, aan huis te ontbieden.” Hij kwam van de ten Hoetdwarsstraat 54. In 1919 ontdek ik B.L. Crovatto, Terrazowerken.
Hoog tijd om op nummer 7 te weten te komen hoe het was om in deze straat in zo’n klein huis te wonen. Daarvoor kon ik terecht bij Wilma en Geert Hooghof, zus en broer.” Onze ouders kwamen in 1938 naar de Rosendaelstraat, het was een kinderrijke buurt, je speelde altijd buiten met allerlei kinderen; een fijne jeugd om op terug te kijken. Het was destijds wel een rumoerige buurt met ruzies op straat, de straat had niet zo’n beste naam in tegenstelling tot bijv. de Hugo de Grootstraat, veel sjieker, of de Pater Brugmanstraat. We waren er als kind al zeer bewust van dat we arbeiderskinderen waren. De nonnenschool in de Dominicanenstraat had een Montessoriklas voor de betere kringen en Wilma kreeg ondanks haar goede schoolresultaten te horen dat ze maar beter naar de huishoudschool kon gaan. Geert ging naar de broederschool ( Mariaschool) in het verlengde van de Rosendaelstraat. Hij ervoer daar geen verschillende behandeling, met name broeder Gabinus had voor alle kinderen evenveel aandacht en bekommernis.
Ons benedenhuis had een oppervlakte van 59m² dus was het een karwei om ons – ouders, 7 kinderen en een adoptiefkind – onder te brengen. Door de gang kwam je in de huiskamer, via deze naar de voorkamer waar 2 tweepersoonsbedden stonden, een bed voor Nel en Wilma en een bed voor Geert en Jo. Dan kwam je in het zijkamertje, daar sliepen papa, mama en Harry. Met een trapje kwam je vanuit de huiskamer naar het opkamertje waarin weer een tweepersoonsbed voor Piet en Theo stond. Een zegen voor onze ouders dat we zoveel mogelijk buiten waren.
Boodschappen deden we vooral in de straat. Onze kruidenier was Venzelaar, melk kochten we in een kannetje bij De Laak. De jongens werden door kapper Henk van Doorn geknipt. Toen onze vader de jongens zelf ging knippen, moesten we, als op school werd gevraagd “Door wie ben je geknipt ? “ antwoorden “Door Henkie. “
Echte sensatie leverde het stiekem noten rapen in de tuin van Van Ooyen, je liep een goeie kans om gepakt te worden. Hij woonde op de Berg en Dalseweg 47 en zijn tuin liep helemaal door achterlangs de huizen in de Rosendaelstraat. Van Ooyen – een kleine man die een kussen gebruikte om bij het stuur van zijn auto, een rode Ford, te kunnen – bezat een banket- en honingkoekfabriek en een winkel in de Molenstraat (2 )
In 1956 konden onze ouders eindelijk verhuizen naar een grotere woning in een andere buurt.
Nummers 9, 9a en 11
Dit woningblok bevatte vanaf de bouw een grote werkplaats/pakhuis, dus geschikt voor een bedrijf dat ruimte nodig had. Het werd een komen en gaan van bedrijven. Op nummer 11 vestigden zich In 1898 de Gebr. Bertolazzi als Zwitsersche Schoorsteenvegers en Rookverdrijvers. Rond 1920 zat er de aannemer F.F. Seegers Sr. die in 1928 failliet ging.
Het blok, benedenhuis met grote werkplaats, open hof en twee bovenwoningen wordt op 07- 03- 1931 te koop aangeboden voor fl. 8050. W. J. Rokers, Mr. Stucadoor, verhuisde zijn onderneming in 1931 naar 9a en kreeg in 1932 vergunning voor een kalkblusscherij in de werkplaats achter het perceel. Rokers overlijdt in 1933 maar zijn weduwe zet het bedrijf voort als Wed. Rokers & Zoon. Kennelijk tot ongeveer 1937 want dan wordt het blok voor fl. 5700 verkocht aan makelaar Jansen. De prijs lijkt door de crisisjaren aardig gezakt zodat Jansen gaat verbouwen, er komt een slaapkamer bij op de open plaats.
Misschien dat deze verbouwing de brandstoffenhandel A. J. Heshusius heeft overtuigd zich op 9a te vestigen maar wanneer is onbekend; de weduwe Heshusius maakt op 11-10-1941 bekend dat zij het bedrijf van haar overleden man voortzet:
Blok 29 en 29a
Een opmerkelijke voordeur in blok 29 en 29a trekt de aandacht: was daar ooit een garage ? In de jaren 1950-1960 zou daar de garage van Toonen, touringcars, hebben gezeten. In ieder geval werd in 1961 de autostalling veranderd.
Vermoedelijk werd het pand gebouwd als koetshuis met stalling. In ieder geval geschikt als grote bedrijfsruimte. In 1910 krijgt Th. Egbers vergunning om er een smederij in te vestigen, Egbers’ bedrijf groeit, verhuist in 1913 naar de Derde Walstraat en krijgt vergunning om daar een electrisch gedreven smederij en wagenmakerij op te richten. Tijd voor F. J. Uil om een vergunning aan te vragen en te krijgen voor een sigarendrogerij. Of Uil lang succes of geen succes had, kon ik niet vinden; het pand, garage met pakhuis, werd in 1932 te koop aangeboden voor fl. 7800 en daarna verbouwd.
En dan komt op 01-08- 1932 VERKROOST
Een vreemde oplossing: een garage voor de grootste vrachtauto’s in een 10 meter brede straat. Verkroost zit er in 1942 nog maar noemt dan in zijn advertenties als huisnummer 27, 27a en deelt mee dat zijn verhuiswagens op gasgeneratoren rijden.
De verwoeste nummers 35, 37, 45, 47 en 53
Nr. 35-37
In 1927 kiest de firma J.A. Puts & Zonen, Huis-, Decoratie- en Reclameschilder, ervoor om zijn werkplaats van de Kraijenhofflaan te verplaatsen naar Rosendaelstraat 35-37. In 1931 heeft Puts een nieuwe activiteit aan zijn bedrijf toegevoegd: Zuiveraar. Onder de kop “Uitstapjes in ’t gebied der wandluizen” schrijft de Gelderlander:
In 1927 vraagt Puts een vergunning aan voor het plaatsen van een reclamebord, hij of zij tekent de plaats voor het bord op de achterkant van een uitnodiging voor het bijwonen van een ouderavond van de Leerschool verbonden aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers.
Interessant om te lezen welke punten op de agenda staan met name de discussie over wel of geen rapporten die nu zo herhaald kan worden.
Nr. 45-47
Diverse schilderbedrijven hebben zich in de loop der tijd in de Van Rosendaelstraat gevestigd. In 1908 vinden we op nummer 45 J.A. Aalbers die overigens zijn geld niet alleen schilderend verdiende maar ook met de verhuur van huizen o.a. in de Jan van Goyenstraat waar hij zelf later ook naar vertrok. In 1917 droeg Aalbers het bedrijf over aan zijn meesterknecht P. van Roessel die dan twee werkplaatsen heeft namelijk ten Hoetstraat 26 en Van Rosendaelstraat 45
Nr. 53
Sinds1879 laat de geschiedenis van nummer 53 zich vertellen in de vorm van slagersbedrijven.
Slager Derkse was nog op 31-12-1927 aanwezig maar op 02-01- 1931 duikt Th. Kleinschiphorst op nummer 53 op en ook nog op 31-12-1931; was het een noodzakelijk tussenstapje omdat Kleinschiphorst in 1934 op de Daalscheweg 373 is gehuisvest??
Het vertrek van Leo van Velp is een keerpunt in de aanwezigheid van middenstand en bedrijven in de Van Rosendaelstraat. Stuk voor stuk verdwijnen ze in de ontwikkelingen naar een nieuwe tijd maar ik ben bevriend geraakt met huizen die mij voorheen onverschillig waren.
Noten:
1 Zie Herman Stal:’ Kappers in Nijmegen ‘ in Noviomagus
2 Zie Regionaal Archief Van Ooyen
Bronnen:
Digitaal Bouwarchief
Delpher
Noviomagus
Regionaal Archief Nijmegen ( RAN )
Rob Essers Stratenlijst
Interview met H. Venzelaar
Interview met Wilma Jansen-Hooghof en Geert Hooghof
Gerard de Laak: Materiaal en aantekeningen
Terug naar Straten en straatnamen
1 reactie op "Deel 3: Opkomst en ondergang van de middenstand in de Van Rosendaelstraat"
Reageren is niet mogelijk.